kijkje in Gunyah
[…Karel bladerde verder. Nog meer foto’s van woestijnachtig land en een paar oudere donkere jongens die een paard aan het temmen waren in een wolk van rood stof. Er stonden donkere omstanders omheen. Zijn gezicht had langzamerhand een rode kleur gekregen van de inspanning en hij zuchtte. Het schoot niet echt op. Hoeveel tijd had hij nog? Hij keek naar de kalender en telde de dagen. Nog vijf weken. Dan zou zijn vader een nieuwe reis naar het land van de Aboriginals gaan maken. Als hij zou vertrekken begon Karel’s grote vakantie. Zijn Grote Plan was om z’n pa over te halen hem mee te nemen met de smoes dat hij een werkstuk wilde maken over de Aboriginals, zogenaamd omdat hij in het nieuwe schooljaar goed voor de dag wilde komen…]
[…‘How are you t’day?’ klonk een jonge, beetje hese stem achter hem. Hij draaide zich om. Een lang meisje stond hem van achter de balie te bekijken. Ze was bruinverbrand en liep in een kort hempje en een spijkerbroek. Hij zag haar navel die net zo bruin was als de rest van haar lichaam.
‘Goed. Fine. Thanks,’ stamelde hij. Hij was nog steeds niet gewend om Engels te praten en schaamde zich voor zijn onhandigheid.
‘You want something?’ Ze wees op het snoepgoed en de koelkast. ‘We have soft drinks and ice creams and candy bars.’
‘Ice cream please.’ Ze kwam achter de balie vandaan en liep naar de koelkast. Hij liep met haar mee. ‘I am from Holland,’ zei hij, ‘Amsterdam.’
‘Wow, great! Are you on holiday?’ Hij knikte. Ze hield een Magnum voor zijn neus. ‘This one okay for you?’ Hij knikte weer en pakte het ijsje van haar aan. Ze had groenbruine ogen en lange dunne vlechten in haar haar. Ze liep terug naar de balie. ‘Two dollar twenty,’ zei ze en ze liet de kassa open schieten…]
[…‘Ahh, Miss Jenny,’ zei Joe en hield toen z’n mond. Hij legde weer een kaart op tafel. De oudste van de kaarters zei weer iets in die vreemde taal. Joe knikte weer. Hij keek Carl aan die al die tijd stil op de grond had gezeten en maakte een klakkend geluid met z’n tong. Opeens keken ze allemaal Carl’s richting uit. Er viel een stilte. Joe maakte opnieuw een klakkend geluid en sperde zijn ogen wijd open. Op een zachte bijna niet hoorbare toon zei hij: ‘Uw vriend moet oppassen. De adelaar is verstoord door zijn komst…’
‘Hè?’ Jenny draaide zich naar Carl.
‘Powder is gepakt door een adelaar, Nucha, en Thursday ook. Zulke wonden heb ik nog nooit eerder gezien. De adelaar heeft een waarschuwing gegeven. Er is iets dat er aan komt, iets onbekends, iets ouds, iets wat de voorouders gefluisterd hebben… Bad dreaming, misschien wil de adelaar iets van hem…’ Joe’s stem werd steeds zachter.
Carl voelde het bloed naar z’n wangen stijgen. Wat bedoelde die oude Joe, hij had er niets mee te maken!…]
[…‘Hi.’ Carl draaide zich om. Daar stond Tirrike, Tim.
‘Hi,’ antwoordde Carl en ging door met borstelen.
‘Ik heb hulp nodig,’ zei Tim na een poosje stilzwijgend naar Carl te hebben staan kijken. ‘Misschien wil jij even helpen. Het schijnt dat een van de drinkputten achter op het land niet werkt en de anderen hebben ‘t te druk.’ Carl hield op met borstelen. ‘Daar heb ik geen verstand van.’
‘Joe zegt dat je kan rijden, meer verstand heb je niet nodig. Zoiets moet altijd gezamenlijk, voor ‘t geval er iets mis gaat. Ik heb al twee paarden klaar staan.’
Carl aarzelde. Hij keek naar z’n spijkerbroek en z’n gympen, toen naar Tim, die hem onbewogen aankeek. Boven hoorde hij de dierenarts wegrijden over de oprijlaan.
‘Ik heb nog wel een paar boots liggen’ zei Tim die Carl’s blik volgde. ‘En een old Ausralian hat. Heb je nodig als je een paar uur in de zon rijdt.’
‘Okay…’…]
[…Ze zwegen een tijdje. In de stilte hoorde hij de krekels en de roep van een vogel. Heel in de verte cirkelden vijf kleine stippen in de lucht. Tim wees er naar. Carl schrok ervan. Het duurde even voor hij het aandurfde iets over ze te vragen. ‘Wat bedoelde Joe eigenlijk, dat met die adelaars?’ Verrast keek Tim hem aan.
‘Ik weet ‘t niet. Misschien heb je een soort verwantschap met de adelaars. Wij Aboriginal people hebben allemaal een verwantschap met een dier of plant. Dat dier is geschapen door de Ancestors en heeft speciale krachten, het kan je beschermen of iets leren. Dat zijn onze dreamspirits. Blanken hebben die band niet, maar jij blijkbaar wel. Ik weet ook niet waarom. Je bent echt familie van Jenny hè?’…]
[…‘Zo… de weg kwijt?’ Een grote donkere man met een imposante baard stond in de deuropening en draaide de lichten aan. Carl stond als versteend bij de installatie en durfde zich niet meer te verroeren.
‘Kom je de installatie lenen? Je bent niet van hier. You have some explaining to do.’ Hij beende met grote passen op Carl af en pakte hem bij z’n schouders. ‘Auw!’gilde Carl die erg verbrand was met surfen. De man lachte sarcastisch. Hij was wel een hoofd groter dan hij, terwijl Carl al groot was in de ogen van veel mensen. De haren van de man waren in dikke klitten samengeklonterd en hij zag eruit als een halve wilde….]
[…‘Jackaroo,’ zei John opeens, ‘is een soort scheldnaam voor de blanken. Wij noemden ze zo omdat ze altijd zoveel fuss maakten. Net als die kraaien. Tchacaroo! Tchacaroo!’ schreeuwde hij en grijnsde breed. Het deed Carl’s haar recht overeind staan. ‘Maar jackaroos zijn altijd cowboys geweest. Dat was vaak het enige werk dat voor ons beschikbaar was. Ik ben de zoon van een Aboriginal en een Westerling. Veel jackaroos zijn half-caste. Toen ik nog maar een jochie was werd ik naar de cattle-station gestuurd. Mijn roots liggen in deze aarde,’ hij schepte een hand zand op, ‘maar mijn bloed stroomt als een wilde beek naar alle uithoeken van dit land.’ Hij gooide het zand de lucht in. ‘Wij zijn de jongens zonder naam. Zonder regels, maar vrij. Vrije vogels.’ Zijn ogen volgden de zeearend die niet ver weg op zoek was naar voedsel. Met krachtige vleugels dreef hij op de wind boven het reservaat….]